Autisme test volwassenen

Onderstaande AQ test (autisme quotiënt) voor volwassenen geeft een indicatie op autisme. Bij een vermoeden van autisme kun je onderstaande test invullen. Je kunt jezelf op een vrij makkelijke manier testen. De test geeft aan hoe hoog je scoort op autismekenmerken en kan een startpunt zijn voor verder onderzoek. Het is géén diagnostische test.

Wanneer je hoog scoort en je je ongerust maakt meld je dan bij je huisarts. Die kan je in eerste instantie verder helpen en je doorverwijzen voor verder onderzoek. Een diagnose kan alleen gesteld worden door een gekwalificeerd psychiater, GZ-psycholoog of neuropsycholoog. Het is aan te raden om je te laten onderzoeken bij een centrum gespecialiseerd in autisme, zeker als er een vermoeden van autisme is op latere leeftijd, want dan wordt autisme niet altijd makkelijk herkend.

 

Hoe scoor je de AQ

Als je het met de volgende beweringen geheel of enigszins eens bent, geef je jezelf 1 punt:
items 2,4,5,6,7,9,12,13,16,18,19,20,21,22,23, 26,33,35,39,41,42,43,45,46.
Als je het met de volgende beweringen geheel of enigszins oneens bent, geef je jezelf ook 1 punt:
items 1,3,8,10,11,14,15,17,24,25,27,28,29, 30,31,32,34,36,37,38,40,44,47,48,49,50.

 

De interpretatie van de AQ score

0-10 lage score 11-22 gemiddelde scores (de meeste vrouwen scoren rond de 15 en de meeste mannen rond de 17)
23-31 boven gemiddeld
32-50 hoog (meeste mensen met autisme of hoogfunctionerend autisme scoren rond de 35)

AQ test
Onderstaand vind je een lijst met opmerkingen over veel voorkomende gedragingen.
Het is de bedoeling dat je bij elke opmerking aangeeft in hoeverre je het daarmee eens bent.
Dit doe je door achter de opmerking de bewering aan te kruisen die het meest van toepassing is;
(helemaal mee eens – enigszins mee eens – enigszins mee oneens – helemaal mee oneens)

 

AQ Spectrum Quotiënt van Pervasieve Ontwikkelingsstoornissen

helemaal

mee eens

enigszins

mee eens

enigszins

mee oneens

helemaal

mee oneens

1. Ik heb er een voorkeur voor om dingen samen met anderen te doen in plaats van alleen.
2. Ik heb er een voorkeur voor om dingen steeds weer op dezelfde manier te doen
3. Als ik mij iets probeer voor te stellen vind ik het erg makkelijk om mij een beeld voor de geest te halen.
4. Ik ben vaak zo geobsedeerd door iets dat ik andere dingen uit het oog verlies.
5. Ik hoor vaak kleine geluidjes als anderen niets horen.
6. Nummerborden van auto’s of andere informatie-reeksen vallen mij vaak op.
7. Mensen zeggen regelmatig tegen me dat ik iets onbeleefds heb gezegd, terwijl ik het wel beleefd vond.
8. Als ik een verhaal lees, kan ik me makkelijk voorstellen hoe de personages er uit zouden kunnen zien.
9. Datums fascineren mij.
10. In een groep kan ik makkelijk verschillende gesprekken tegelijk volgen.
11. Sociaal contact gaat mij makkelijk af.
12. Mij vallen details op die anderen over het hoofd zien.
13. Ik ga liever naar de bibliotheek dan naar een feestje.
14. Het bedenken van verhalen gaat mij makkelijk af.
15. Ik voel me meer aangetrokken tot mensen dan tot voorwerpen.
16. Ik heb meestal een diepgaande interesse in dingen, als ik me er niet mee bezig kan houden raak ik van streek.
17. Ik vind sociaal gebabbel leuk.
18. Als ik aan het woord ben krijgen anderen er geen woord tussen.
19. Getallen fascineren mij.
20. Als ik een verhaal aan het lezen ben, vind ik het moeilijk om te achterhalen waarom de personages iets doen.
21. Het lezen van fictie vind ik niet zo interessant.
22. Nieuwe vrienden maken vind ik moeilijk.
23. Ik zie overal patronen in.
24. Ik bezoek liever een theater dan een museum.
25. Ik vind het niet erg als mijn dagelijkse routine wordt verstoord.
26. Ik weet vaak niet hoe ik een gesprek gaande moet houden.
27. Ik vind het makkelijk om ’tussen de regels door te lezen’ als iemand tegen me praat.
28. Ik richt mij meer op het totaalplaatje dan op de details.
29. Ik ben slecht in het onthouden van telefoonnummers.
30. Kleine veranderingen in situaties of in iemands uiterlijk vallen me vaak niet op.
31. Ik merk het als mensen die naar me luisteren zich gaan vervelen.
32. Meerdere dingen tegelijk doen gaat me makkelijk af.
33. Tijdens een telefoongesprek weet ik niet wanneer het mijn beurt is.
34. Ik houd er van om dingen spontaan te doen.
35. Ik ben vaak de laatste die een grap begrijpt.
36. Door naar iemands gezicht te kijken weet ik wat iemand denkt of voelt.
37. Als ik onderbroken word, kan ik makkelijk verder gaan waar ik gebleven was.
38. Ik ben goed in sociaal gebabbel.
39. Ik krijg vaak te horen dat ik maar door blijf gaan over hetzelfde onderwerp.
40. Toen ik jong was, vond ik het erg leuk om met andere kinderen spelletjes te spelen waarbij je moet doen alsof.
41. Ik verzamel graag informatie over specifieke onderwerpen (bijvoorbeeld automerken, vogels, treinen, planten).
42. Ik vind het moeilijk om mezelf in te leven in iemand anders.
43. Ik vind het prettig om al mijn activiteiten nauwkeurig te plannen.
44. Ik hou van sociale gelegenheden.
45. Ik vind het moeilijk om er achter te komen wat mensen willen.
46. Nieuwe situaties maken mij nerveus.
47. Ik vind het leuk om nieuwe mensen te ontmoeten.
48. Ik ben een goede diplomaat.
49. Ik ben niet zo best in het onthouden van verjaardagen.
50. Ik vind het erg makkelijk om spelletjes met kinderen te spelen waarin je moet doen alsof.