Overprikkeling

De laatste jaren wordt pas echt duidelijk hoe groot de invloed van overprikkeling is op het welzijn –en vooral het gebrek eraan- van HSP’ers en mensen met autisme. Met de opmars van de bekendheid van het fenomeen hoogsensitiviteit wordt overprikkeling maatschappelijk meer en meer erkend. We gaan begrijpen dat ’het batterijtje’ en de mogelijkheden om deel te nemen aan de ratrace niet bij iedereen even groot zijn. Waar in de afgelopen decennia vooral naar sociale problemen van autisme is gekeken, wordt nu duidelijk dat autisme veel breder is. In dit artikel wordt ingegaan op de definitie van overprikkeling, oorzaken, gevolgen en oplossingen. Uiteraard geldt dat niet alleen voor mensen op het autismespectrum, maar ook voor alle anderen die hoogsensitief zijn.

Wat is overprikkeling?

Overprikkeling is een van de meest onderschatte problemen in onze maatschappij. Overprikkeling treedt overal en bij iedereen op, maar we hebben de boodschap dat ‘modern’, ‘succesvol’ en ‘van deze tijd’ samengaan met ‘druk-druk-druk’ zo geïnternaliseerd dat we vaak niet meer merken dat we het niet prettig vinden. We geloven dat het er nu eenmaal bijhoort, en dat het vanzelf wel weekend wordt. Dan mogen we instorten. Al kan dat vaak niet om het weekend even druk is als de rest van de week. Maar als je de vraag stelt: ‘Wat zou je nou écht willen?’, dan zegt een aanzienlijk deel van de mensen: ‘Meer tijd voor mezelf’. Dat geeft te denken. Onder overprikkeling überhaupt door kúnnen gaan is een luxe die veel HSP’ers en mensen op het autismespectrum zich niet eens kunnen permitteren. Ze storten in als het hen teveel wordt. Het is niet zo dat deze mensen zwakker zijn of minder kunnen verwerken; door hun perceptie nemen zij meer op uit wat hen wordt aangeboden aan prikkels. Daardoor zitten zij onder dezelfde omstandigheden sneller aan hun ‘prikkellimiet’ dan neurotypische mensen.

Als een HSP’er wordt blootgesteld aan te veel omgevingsprikkels (geluid, licht, stank, andere mensen, repeterende taken, stress, pijn, emoties als gevolg van prikkels enz.) en te weinig gelegenheid heeft om deze te verwerken, raken de hersenen overvoerd, kunnen het overschot aan prikkels niet verwerken en raakt hij/zij overprikkeld. Deze overprikkeling bestaat uit een soort bottleneck of ‘file’ van nog onverwerkte indrukken in de hersenen, terwijl er nog steeds inkomende informatie bijkomt. Het systeem raakt overbelast.

Overprikkeling beïnvloedt het vermogen tot adequaat sociaal reageren (het bekende ‘korte lontje’ als we het druk hebben), het uitvoeren van executieve functies, nadenken en begrijpen. Ouders van een kind met autisme hebben ongetwijfeld gemerkt dat het kind thuis veel handelbaarder is en veel adequater is in de sociale omgang dan elders. Dat komt omdat er ten eerste thuis veel minder prikkels zijn en ze ten tweede veel voorspelbaarder zijn. Het geluid van een centrifugerende wasmachine is veel minder ontregelend dan dat van een optrekkende bus op straat. In een staat van overprikkeling ben je dus minder goed in staat om te doen wat je normaal wel zou kunnen. Om die reden denken mensen die niet goed weten wat overprikkeling is, dat het aanstellerij is en dat je gewoon door moet zetten.

Overprikkeling lijkt op dichtklappen als gevolg van zenuwen, maar er is echt iets anders aan de hand. Iemand die weinig zelfvertrouwen heeft zal van de zenuwen slechter gaan presteren, maar dat is iets psychisch. Bij overprikkeling is er sprake van iets neurologisch. Iemand die overprikkeld is, hoeft niet verlegen, zenuwachtig of onzeker te zijn.
Overprikkeling wordt vaak gezien als iets wat nou eenmaal bij autisme hoort, maar slechts weinig mensen realiseren zich dat ernstige overprikkeling een staat van psychisch lijden is die vergelijkbaar is met continue heftige pijn en dat het even ontregelend is als migraine, barenspijn of zenuwpijn. Je kunt niets meer. Het legt je concentratie lam en je bent alleen maar bezig de overprikkeling het hoofd te bieden. Het autistische ‘stimmen’ op zulke momenten heeft dezelfde functie als puffen tijdens de bevalling. Je hoofd ergens op ‘vastzetten’ zodat het niet zo bij je binnenkomt. Je zou het wel uit kunnen gillen en kleine kinderen doen dat ook gewoon. Dan denken wij dat die ouders hun kinderen niet op kunnen voeden, maar als je een autistisch kind bent en uit school nog even de supermarkt door gejast wordt, houdt het op een gegeven moment gewoon op. Je bent óp.

Bij genoeg stress raakt iedereen uiteindelijk wel overprikkeld (‘overwerkt zijn’ is het gevolg van structurele overprikkeling), maar hoogsensitieve mensen zijn er ontvankelijker voor. Je kunt deze ontvankelijkheid voor overprikkeling beschouwen als een soort ‘fibromyalgie van de geest’: Het is niet medisch aantoonbaar, maar je hebt er wel last van en het is van grote invloed op hoe je je energie kunt verdelen. Je hebt in feite maar een beperkte hoeveelheid energie tot je beschikking om je te richten op je doelen. Ga je over je grenzen heen, dan kom je jezelf daarna keihard tegen. Het is iets waarmee je moet leren leven. Het is absoluut noodzakelijk om voldoende rusttijd in te bouwen anders zul je jezelf zo uitputten dat je op een gegeven moment helemaal niets meer kunt.

Door de drukte vergeten we hoe rust voelt.

Het allergrootste gevaar van constante overprikkeling is dat je gewoon vergeet hoe het voelt om ontspannen en vredig te zijn. Hoe hinderlijk je het ook vindt, er treedt een gewenning op aan al die ruis in je hoofd en hoe moe je ook bent, je gaat prikkels zoeken. We hebben in onze maatschappij dus niet alleen een prikkeloverschot gecreëerd, we hebben ook een prikkelverslaving.

Bij kinderen die in deze maatschappij opgroeien, ontstaat vaak al heel jong een conditionering dat ‘de hersenen voortdurend bezig moeten zijn’. Er is soms werkelijk geen moment van rust op een dag: de ochtendhectiek om naar school te gaan, een dag school, eventueel nog BSO, avondeten met het gezin (gezellig maar druk), en ’s avonds als ‘ontspanning’ drukke, lawaaierige tekenfilms. Hè hè, je mag eindelijk slapen. Alleen lukt dat niet meer omdat je hoofd zo vol zit. En morgen en overmorgen en over-overmorgen zijn net zulke dagen. Kinderen leren al jong dat drukte de norm is en hoe hoogsensitiever ze zijn, hoe linker dat is. Ze leren namelijk niet naar zichzelf te luisteren. We zijn de workaholics van morgen aan het kweken door te weinig ruimte te gunnen voor gewoon niets doen (dit is geschreven door iemand die na een dag werken nog gerust tot 22:00 zit te schrijven…).
Het grootste gevaar van ons levensritme is dat we kinderen aanleren om over hun eigen grenzen heen te gaan, dat hun grenzen niet belangrijk zijn. We leren hen in feite dat ze onbetekenende radertjes in het systeem zijn, dat ze almaar door moeten gaan en dat hun persoonlijke wensen en grenzen ten aanzien van wat ‘een prettig leven’ is, in feite onbelangrijk zijn. Als ze nooit bewust hebben leren voelen dat het te veel is, leren ze ook niet hoe ze op overprikkeling moeten reageren. Als ze niet leren hoe tot rust te komen, zullen ze blijven doormalen of zelfs de overprikkeling nog meer voeden.

Overprikkeling lijkt normaal, maar het is niet normaal!

Overprikkeling zal tot op zekere hoogte niet te vermijden zijn, en je kunt er ook prima weer van herstellen. Maar aanhoudende overprikkeling is zeker niet ongevaarlijk. Hoewel een burn-out tegenwoordig bij wijze van spreken net zo gewoon is als een griepje (de meerderheid van de ziekteverzuim op het werk ontstaat door psychische klachten), ben je dan eigenlijk al veel te laat. (opmerking tussendoor: op het moment dat ik deze zin aan het typen was, voelde ik, dat ik eigenlijk overprikkeld was en wilde stoppen met schrijven. Mijn eerste impuls was om door te schrijven, omdat ik het artikel af wilde hebben en omdat ik me vandaag het voorgenomen om te gaan schrijven. Na enig soebatten met mezelf heb besloten te stoppen en iets ontspannends te gaan doen).
We mogen pas stoppen als het echt niet meer gaat, maar dan is er al schade aangericht. Ik heb zelf nooit een burn-out gehad, wel perioden dat ik over het randje dreigde te gaan. Ik hoor echter van veel mensen die er wel één hebben gehad, dat het ontzettend lang duurt voordat je weer de oude bent en dat ze sindsdien altijd klachten hebben gehouden, met name aan hun geheugen en hun ‘prikkelcapaciteit’ lijkt niet meer terug te gaan naar het oude niveau.

Het is bijzonder zorgwekkend dat een conditie die blijvende schade toebrengt, pas onderkend wordt op het moment dat die schade al is aangericht en dat we vrij laconiek omgaan met het feit dat die schade er is.
Hiermee lijken we griezelig veel op fabrieksarbeiders ten tijde van de Industriele Revolutie die onder zeer ongezonde omstandigheden moesten werken en dat als normaal beschouwden. De mensen berustten erin dat ze een ledemaat konden verliezen in een machine of stoflongen kregen van werken in de mijnen. Ze waren er zo aan gewend dat ze er niet meer bij stilstonden dat dat eigenlijk een schending van hun mensenrechten was. Het hield pas op toen ze massaal in verzet kwamen. Toen pas werden er een maximum werktijd, minimumloon en veiliger werkomstandigheden gerealiseerd. Wij vinden dit nu onvoorstelbaar, maar in feite staan we toe dat we op het psychische vlak onszelf net zo laten behandelen: we turen 10,12 uur per dag naar een schermpje, staan onder voortdurende druk om bereikbaar te zijn, dwingen onszelf om almaar productiever te zijn en kunnen alleen maar dromen van de vrijheid om te kunnen doen waar we echt gelukkig van worden. Net als toen houdt de angst om geen werk te hebben ons in het gareel.
Nogmaals: we hebben geleerd dat dit normaal is, maar het is niet normaal! Natuurlijk moet er gewerkt worden, moet de maatschappij blijven draaien en moet er in het levensonderhoud worden voorzien, maar ik geloof niet dat dat in zo’n welvarend land alleen op deze manier kan.

Overprikkeling op hol: de feedback gaat eraf.

Één van de grootste gevaren van genegeerde structurele overprikkeling is het verliezen van je feedbacksystemen. Als gevolg van langdurige prikkelstress komen mensen (al dan niet met ASS) in een soort roes terecht waarin hun waarneming nog verder afstompt en alle feedbackmechanismen worden uitgeschakeld. Na aanvankelijke gevoelens van vermoeidheid of afkeer, komen ze in een afgestompte of juist hyperactieve staat terecht waarin ze niet meer voelen dat het hen eigenlijk teveel is. Ze blijven maar doorgaan met handelingen die hen nog verder overprikkelen zonder dat ze ingrijpen op hun eigen gedrag. Als dat nog verder gaat, kunnen ze volledig geïsoleerd raken in de wereld in hun hoofd en zelfs psychoses ontwikkelen.

Als mensen het contact met de werkelijkheid en hun eigen feedbacksystemen eenmaal kwijt zijn, is het lastiger om nog op eigen kracht uit de negatieve spiraal te komen. Een toename in dwangneuroses, ‘moeilijk’ of obstinaat gedrag kan een teken zijn dat mensen met ASS structureel overprikkeld raken. In dat geval moet er een oplossing worden gevonden: tijdelijk minder uren werken, huishoudelijke taken die tijdelijk overgenomen worden (in de ‘vastgeslagen stand’ kan uitbesteden heel moeilijk zijn omdat ze dan juist de controle willen houden!), een andere baan of werkplek, minder mensen om je heen.

Bij kinderen met ASS is chronische overprikkeling een groot probleem. Niet alleen worden ze op school dikwijls continu overbelast, ze krijgen er ook voortdurende negatieve feedback op hun sociale functioneren bovenop. Ze leren al jong dat boven je macht presteren normaal is. Behalve dat het invloed heeft op hun zelfbeeld, kunnen ze hier ook psychisch van ontsporen. Het komt nogal eens voor dat een leven lang overbelast worden er in de puberteit uitkomt in de vorm van psychoses of rand-psychotische verschijnselen, depressie of gedragsproblemen. Ze hebben soms hulp van iemand anders nodig om te signaleren dat het niet goed gaat en dat ze hulp nodig hebben omdat ze niet beter weten.
Ik ben er persoonlijk geen voorstander van om kinderen met ASS zo jong mogelijk zo ver mogelijk te krijgen. Liever naar het SBO of een autiklas, dan marginaal meedoen op een gewone school. Het patroon wat ze in dat geval al heel jong aanleren, kan hen hun hele leven nekken. Ze ontwikkelen zich sowieso trager, en kunnen later in hun leven indrukwekkende inhaalslagen maken. Natuurlijk moet je een kind aanmoedigen om zich te ontwikkelen en te groeien, maar het heeft niet zoveel zin om je kind te pushen. Een autistische aanleg legt sowieso een grens aan de snelheid en eindpunt van de ontwikkeling.

Beeldschermen zijn een valkuil

Beeldschermen zijn een onoverkomelijk aspect van het moderne leven, maar ze zijn niet goed voor ons. Het gemene van computeren is dat het aanvoelt als ontspanning, maar dat het dat absoluut niet is! Om te beginnen moeten je hersenen enorm veel onnatuurlijk licht verwerken. Het licht dat een beeldscherm uitzendt, ontregelt je melatoninehuishouding. Je valt ’s avonds moeilijker in slaap als je ’s avonds geruime tijd naar een beeldscherm hebt gekeken. Dat kan een TV zijn, een computer, smartphone, e-reader, ipad, noem maar op. Hoeveel uur per dag staar je naar een scherm? Ikzelf op mijn werk al 4-6 uur per dag. Daarnaast schrijf ik veel, gemiddeld 1 uur per dag. Ik moet ook nog eens emailen, iets opzoeken en soms lees ik voor mijn plezier iets op internet. Op werkdagen zit ik al gauw 8-10 uur naar een scherm te staren! En ik vraag me af waarom ik moe ben als ik opsta.

Ten tweede blokkeert computeren een natuurlijke tendens van de mens, namelijk om in interactie te zijn. Dat kan contact met mensen zijn, maar ook een bezigheid waarbij je tegelijkertijd creatief wordt uitgedaagd, je ogen sturen je handen, je handen prikkelen je hersenen, wat je ziet gebeuren, stimuleert je creativiteit. Daarom beschermen alle vormen van handvaardigheid tegen de ziekte van Alzheimer. Ik heb nog niet gehoord dat beeldschermwerk de kans op Alzheimer vergroot, maar ik vrees het ergste. Goed kan het in ieder geval niet zijn. Als je iets creatiefs doet, word je al doende aangezet tot hersenprocessen die er niet zijn als je naar een scherm staart. Roald Dahl heeft ooit gezegd dat van TV kijken je hersens kromgroeien.

Ten derde: de grootste valkuil is, dat je door het gebrek aan opbouwende hersenactiviteit in een suffe staat terechtkomt, waardoor je je vermoeidheid niet meer voelt. Daardoor kun je ten onrechte denken dat je je ontspant. Maar je ontspant je helemaal niet! Er worden geen prikkels verwerkt, alleen maar nieuwe ingepropt. En dan vaak nog van niet de meest verheffende soort. Daarnaast is de snelheid waarmee beelden elkaar opvolgen, zeer vermoeiend. De computer lijkt te zijn ontworpen om onze hersenen op tilt te jagen. Nu lijkt het zo gemakkelijk om te zeggen: je bepaalt toch zelf hoeveel tijd je eraan besteedt? Op zich wel, ware het niet dat die verdovende prikkelstroom ontzettend verslavend is, vooral als je nooit hebt geleerd om jezelf op een ‘analoge’ manier bezig te houden. Beeldschermen zijn gewoon dope. Iedere keer dat je iets opent, download, bekijkt, of liked, krijgen je hersenen een shotje dopamine en dat geeft een gevoel van behagen.

Ik ken schrikbarend veel mensen met als enige hobby computeren en DVD’s kijken. Werken met digitale middelen is inherent verslavend. Ze zijn nuttig, en computers hebben de mens veel geestdodend werk uit handen genomen, maar die dingen zijn simpelweg niet geschikt om hele dagen mee te werken. Toch doen velen van ons dat wel. Ze hebben weinig keus. En als gevolg van de verdovende werking van computers zullen velen van ons uit verveling of verslaving in hun vrije tijd weer naar schermpjes staren. De oplossing is eenvoudig, maar je moet jezelf wel bewust lostrekken van die computer: ga naar buiten, maak of beluister muziek, maak mooie dingen, aai dieren, bekijk kunst.

Overprikkeling is een serieus probleem van de moderne tijd, maar we zijn er niet aan overgeleverd. We kunnen de maatschappij niet in een vingerknip veranderen, maar de ervaring leert dat er veel kan veranderen als we met zijn allen besluiten om het anders te doen. Zolang werken en geld verdienen nog de meest belangrijke activiteiten in de samenleving zijn, zullen we er voorlopig mee moeten leven. Het is aan ons om een gezonde balans tussen werk en privé, inspanning en rust te scheppen. Bewustwording van individuele mensen is belangrijk om veranderingen te forceren in de manier waarop we werken en onze kinderen onderwijzen. Weer bewust gaan voelen wat we wel en niet prettig vinden en assertiviteit om onze grenzen te bewaken zullen ons daarbij helpen.

 

Bron: Merel Bogaard – Nieuwetijdskind